Wat is modaal inkomen?

Het modaal inkomen wordt jaarlijks vastgesteld door het CPB, het Centraal Planbureau. Eén van de taken van het CPB is het opstellen van ramingen (begrotingen) en prognoses. Bij het opstellen van de Rijksbegroting zijn de ramingen van het CPB een belangrijke informatiebron. Het ‘Bruto Modaal Inkomen’ is opgenomen in de periodieke CPB-ramingen.

Modaal inkomen is het inkomen dat het vaakst voorkomt wanneer wordt gekeken naar alle mogelijke inkomens van alle werkende Nederlanders. Het woord modaal is afgeleid van het statistische begrip ‘modus’ en betekent ‘de meest voorkomende’. Voor 2021 heeft het CPB het bruto modaal inkomen vastgesteld op € 37.000,- bruto per jaar (incl. vakantiegeld). Dit betekent dat een bruto jaarsalaris incl. vakantiegeld van € 37.000,- in 2021 het meeste voorkomt als wordt gekeken naar alle werkende Nederlanders. In de volksmond wordt iemand met een modaal inkomen ook wel ‘Jan Modaal’ genoemd.

In het vervolg van dit artikel ga ik nader in op verschillende aspecten van modaal inkomen. Zo wordt gekeken naar de rol van modaal inkomen, de historische ontwikkeling ervan en wat het verschil is tussen modaal & gemiddeld inkomen.

Het onderstaande geeft hiermee meer achtergrondinformatie bij bovenstaande uitleg van het begrip.

Waarbij speelt het begrip modaal inkomen een rol?

Het CPB gebruikt het begrip modaal inkomen als referentiepunt in haar ramingen en overige publicaties. Omdat het modaal inkomen van toepassing is op de grootste groep werkende Nederlanders, is het een logisch en voor de hand liggend ijkpunt.

Overheidsmaatregelen die invloed hebben op inkomens van Nederlanders worden doorgerekend met het modaal inkomen als referentiepunt. Zo worden de effecten van overheidsmaatregelen op inkomens gerelateerd aan de grootste groep werkende Nederlanders. Er kan op deze wijze een aardig beeld worden geschetst van de effecten op de werkende bevolking omdat de grootste groep werkenden als referentie wordt gebruikt.

Overigens moet worden gezegd dat het CPB zelf een andere (feitelijk zichzelf tegensprekende) definitie geeft van ‘bruto modaal inkomen’ in haar ramingen. Op de website van het CPB staat het volgende opgenomen onder Bruto modaal inkomen:

Vanaf 2013 is het modale inkomen het meest voorkomende inkomen. Het wordt berekend als 79% van het gemiddelde inkomen per arbeidsjaar, waarbij de 79% bepaald is met een historische cijferreeks. Tot en met 2012….’

Dus het is het meest voorkomende inkomen, maar tegelijkertijd wordt het ‘bruto modaal inkomen’ in de CPB-ramingen vastgesteld door een percentage te nemen van het gemiddelde inkomen per arbeidsjaar.

Dus is het ‘bruto modaal inkomen’ in de CPB-ramingen nu het meest voorkomende inkomen onder de werkende Nederlanders of niet?

Door de gebruikte definitie van het begrip ‘bruto modaal inkomen’ is dit niet helemaal helder. Dit terwijl overheidsmaatregelen die invloed hebben op de inkomens van Nederlanders wel worden berekend met dit inkomen als uitgangspunt.

Hoe ziet de historische ontwikkeling van het modaal inkomen eruit?

Het CPB publiceert bij de ramingen verschillende documenten. Onderdeel van deze ‘bijlagen’ zijn onder andere ‘Data van opgenomen figuren’ (figuren in de ramingen) en ‘Verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m 2025’. De cijfermatige informatie die het CPB gebruikt in haar ramingen is hierdoor openbaar en vrij toegankelijk.

Onderstaande grafiek is samengesteld met de gegevens uit de bijlagen behorende bij raming november 2020 en laat de historische onwikkeling zien van het ‘Bruto Modaal Inkomen’ tussen 1970 en 2025.

historische ontwikkeling modaal inkomen nederland

In een oogopslag wordt duidelijk dat het bruto modaal inkomen in de afgelopen 50 jaar in absolute zin sterk is toegenomen. Zo was het modaal inkomen in 1970 ca. € 5.000,- (omgerekend naar €) en komt het modaal inkomen in 2020 uit op € 36.000,-. Dit is een stijging van 620%!

Helaas betekent dit niet dat je dan ook een veelvoud aan koopkracht hebt vergeleken met iemand uit 1970. Dit komt door inflatie (toename van de hoeveelheid geld in omloop) aangezien dat er voor zorgt dat de waarde van elke euro afneemt.

De jaarlijkse procentuele stijging van het bruto modaal inkomen wordt vaak vastgesteld op het niveau van het jaarlijkse inflatiepercentage. Als de inflatie uitkomt op bijvoorbeeld 1,5%, dan wordt het bruto modaal inkomen verhoogd met 1,5%.

Hierdoor lijkt het alsof je meer te besteden hebt (stijging koopkracht), maar door de inflatie wordt deze stijging weer tenietgedaan. Als je 1,5% meer inkomen krijgt, maar de goederen en diensten die je kan kopen worden ook 1,5% duurder, betekent dit uiteindelijk een netto koopkrachtgroei van 0%.

Er is de laatste 50 jaar dus wel sprake van een absolute stijging in bruto modaal inkomen, maar qua koopkrachtstijging is er sprake van een horizontale lijn (‘nullijn’) of zelfs van een dalende lijn (daling in koopkracht).

Een voorbeeld: inflatie, modaal inkomen en de huizenmarkt

Een goed voorbeeld van wat het effect is van inflatie met daarbij het modaal inkomen in het achterhoofd houdend, komt naar voren in een artikel gepubliceerd in juli 2021 op de website www.indebuurt.nl. In dit artikel dat gaat over de regio Leiden wordt gekeken naar hoe de huizenmarkt zich in Leiden verhoudt tot kopers met een modaal inkomen.

Wat blijkt? Iemand met een modaal inkomen in 2021 (€ 36.500,- volgens het artikel; € 37.000,- volgens CPB) kan hiermee € 170.000,- aan hypotheek krijgen, maar kan in Leiden geen huis kopen omdat er voor deze prijs geen huizen te koop staan in Leiden!

Als stel (waarbij het artikel ervan uitgaat dat beide personen een modaal inkomen verdienen) neemt de kans op een woning kopen wel iets toe, maar niet heel veel. Maximale hypotheek die het stel kan krijgen is ca. € 375.000,- en dit vergroot het aanbod enigszins: 6 woonhuizen en 28 appartementen. Maar dan is er nog geen rekening gehouden met specifieke wensen en de grote concurrentie tussen kopers (waarbij fors overbieden eerder regel is dan uitzondering).

Dit specifieke voorbeeld over het huizenaanbod in Leiden is tekenend voor veel andere plekken in Nederland. Zelfs voor werkenden die een modaal inkomen verdienen wordt een huis kopen steeds lastiger, laat staan voor starters die vaak nog niet aan een modaal inkomen zitten. Die zijn eigenlijk per definitie al kansloos op de huidige Nederlandse huizenmarkt.

Het later (of niet) kunnen kopen van een woning en daarmee het starten van een gezin, brengt niet alleen voor deze bevolkingsgroep (persoonlijke) tragedie met zich mee. Ook heeft dit negatieve maatschappelijke effecten tot gevolg. Zo stellen jonge stellen hun kinderwens uit (of soms volledige afstel) hetgeen bijvoorbeeld weer effect heeft op de bevolkingssamenstelling en de toekomstige beroepsbevolking. Zo kunnen problemen die nu acuut zijn een groot effect hebben op een maatschappij die nog decennia ver weg is.

Wat is het verschil tussen modaal inkomen en gemiddeld inkomen?

Een begrip dat vaak in één adem wordt genoemd met modaal inkomen is ‘gemiddeld inkomen’.

Alhoewel gevoelsmatig deze twee begrippen wellicht dicht bij elkaar liggen, zijn het wel degelijk begrippen die twee verschillende zaken betekenen. Hieronder wordt dit aangetoond middels een klein voorbeeld.

In een denkbeeldig land zijn er 20 werkenden. De jaarlijkse bruto inkomens zijn als volgt:

5 – 6 – 7 – 7 – 8 – 8 – 8 – 9 – 9 – 9 – 9 – 9 – 12 – 12 – 14 – 14 – 18 – 21 – 25 – 28

Het totaal van alle jaarlijkse bruto inkomens bij elkaar opgeteld komt uit op 238. Als hiervan het gemiddelde wordt genomen (238 gedeeld door 20) dan komt het gemiddelde inkomen uit op 11,9.

Als van bovenstaande reeks het modaal inkomen (het meest voorkomende inkomen) wordt bepaald, dan is de uitkomst hiervan 9. Er zijn namelijk 5 werkenden die 9 als jaarlijks bruto inkomen hebben en er is geen ander inkomen dat evenveel als of meer dan 5 keer voorkomt in bovenstaande reeks.

Uit dit simpele voorbeeld komt naar voren dat de begrippen gemiddelde inkomen (11,9) en modaal inkomen (9) leiden tot verschillende uitkomsten. Het gemiddelde inkomen ligt ca. 32% hoger dan het modaal inkomen, een aanzienlijk verschil.

Het is hierom van belang om scherp te hebben welk inkomen wordt vermeld in publicaties én om te weten hoe de verschillende inkomens precies tot stand komen. Dit om er zeker van te zijn dat er geen verkeerde of onterechte conclusies worden getrokken bij doorrekeningen waar deze inkomens als ijkpunt worden gebruikt.