Echte inflatie, wat is de werkelijke inflatie in Nederland?

Iedere maand publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek een update van de inflatie in Nederland, gemeten aan de hand van de consumentenprijsindex (CPI). Op onze website delen wij maandelijks de CPI om inzicht te geven in de ontwikkeling per maand & per jaar.

Steeds vaker vragen mensen zich echter af in hoeverre de CPI een goede manier is om inflatie te meten. Vooral omdat het CPI inflatiepercentage gevoelsmatig veel lager is dan de prijsstijgingen die Nederlanders in ’t dagelijks leven ervaren, bijvoorbeeld tijdens het boodschappen doen of tanken.

Als de CPI niet de échte inflatie meet, wat is dan de werkelijke inflatie in Nederland?

In dit artikel ontleden we de vraag of de CPI een goed beeld geeft van de echte inflatie, of niet. We analyseren daarbij deze meetmethode die als norm dient, zowel in Nederland als (in licht aangepaste vorm) binnen de Europese Unie.

Zo proberen we een antwoord te formuleren op de vraag: wat is de échte inflatie?

Meet de consumentenprijsindex (CPI) de werkelijke inflatie in Nederland?

De norm voor het meten van inflatie in Nederland is de consumentenprijsindex (CPI), zoals deze maandelijks via het Statline portaal wordt gerapporteerd door het CBS.

De “CPI inflatie” wordt door het CBS uitgedrukt als: “een mutatie (percentage groei of daling ten opzichte van het indexcijfer van dezelfde maand in het vorige jaar)”.

Bijvoorbeeld: het Centraal Bureau voor de Statistiek deelde begin augustus 2022 dat de inflatie in juli 2022 10,3% was. Dat betekent dat volgens de metingen van het CBS de prijzen van een mandje consumentengoederen en -diensten 10,3% hoger waren dan 1 jaar eerder.

Met inflatie wil het CBS dus iets te zeggen over de ontwikkeling van het prijsniveau van producten en diensten die door veel Nederlanders worden geconsumeerd.

De CPI wordt vervolgens gebruikt om jaarlijks inflatiecorrectie toe te passen op salarissen, uitkeringen, de hoogte van het minimumloon en de prijzen van producten & diensten.

Er zijn echter een paar problemen met deze manier van het meten van inflatie.

Niet alle consumentenuitgaven zijn consumptief van aard

De naam consumentenprijsindex geeft al aan dat het gaat om een meting van het prijsniveau van producten en diensten die door consumenten afgenomen worden. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan auto’s, treinkaartjes, tandartskosten, boodschappen en benzine.

De belangrijkste kritiek op de samenstelling van “het CPI mandje” goederen en diensten waarvan het CBS de prijsontwikkeling volgt, is dat niet alle consumentenuitgaven consumptief van aard zijn.

Wanneer je bijvoorbeeld aandelen of crypto’s koopt, zijn dit volgens het CBS “investeringen” en geen “consumentenuitgaven”. Wanneer je een huis koopt, wordt dat ook gezien als “investering” (het CBS rekent overigens wel met een fictief huurbedrag voor eigen-woningbezitters, dat overeenkomt met de huur die de consument zou moeten betalen als hij/zij de woning zou huren).

Overige uitgaven die buiten het mandje vallen zijn: belastingen (over inkomen of vermogen), sociale verzekeringspremies en aankopen van consumenten (zoals Marktplaats).

Van aandelen of crypto’s kun je beargumenteren dat het om investeringen gaat. Dat is echter lastiger te beargumenteren voor de aankoop van een huis om in te wonen.

Consumenten hebben een verschillend bestedingspatroon

De negatieve impact van inflatie verschilt per persoon omdat iedereen een verschillend bestedingspatroon heeft. Wanneer je bijvoorbeeld alleen woont is “jouw” inflatie anders dan wanneer je samenleeft met een groot gezin. Wanneer je fietst naar je werk is het anders dan wanneer je dagelijks twee auto’s gebruikt voor woon-werk verkeer, enzovoort.

Daar ontstaan grote verschillen.

Omdat het CPI cijfer van het CBS een generalisatie is, een vereenvoudiging van de werkelijkheid, zegt het eigenlijk weinig over de inflatie zoals die wordt ervaren door iedere Nederlander. Niemand is “de gemiddelde Nederlander” en daardoor voelt voor iedereen de inflatie hoger (of juist lager) dan het gemiddelde.

De wegingen van de verschillende categorieën producten en diensten in het CBS mandje zijn voor iedereen verschillend. Daarom biedt het CBS een persoonlijke inflatiecalculator die je een beter beeld kan geven van jouw persoonlijke inflatie. Je vult in deze tool in hoeveel je maandelijks uitgeeft aan verschillende categorieën producten en diensten, zodat de weging daarop aangepast wordt.

cbs persoonlijke inflatiecalculator

Een indexcijfer zegt weinig over voelbare prijsontwikkelingen

De CPI (consumentenprijsindex) is een indexcijfer.

Allereerst: wat is een indexcijfer?

Volgens de definitie van het CBS vat een indexcijfer de (procentuele) veranderingen van verschillende grootheden samen in één getal. De CPI geeft dus informatie over bij elkaar opgetelde prijsontwikkeling van een selectie goederen en diensten.

Makkelijker uitgelegd: “een indexcijfer geeft aan met hoeveel iets is gestegen of gedaald ten opzichte van het basisjaar”. Dit is een gekozen jaar dat altijd de index 100 heeft. Een indexcijfer van 105 zegt bijvoorbeeld dat iets met 5% gestegen is ten opzichte van het basisjaar.

In het StatLine portaal van het Centraal Bureau voor de Statistiek, wordt aangegeven dat 2015 het basisjaar is. De CPI in 2015 was dus 100. De CPI in 2021 was 110,39 wat wil zeggen dat de CPI 10,39% gestegen is ten opzichte van het basisjaar 2015.

cbs consumentenprijsindex statline

Het CBS deelt daarnaast de zogenaamde “jaarmutatie”.

Ze definiëren dat als de gemiddelde prijsstijging van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. In de bovenstaande tabel is de jaarmutatie CPI 2,7 wat wil zeggen dat de stijging van de CPI 2020 (107,51) naar de CPI 2021 (110,39) 2.7% was.

Deze mutatie wordt iedere maand gevolgd en de gemiddelde mutatie van de 12 maanden is wat aan het eind van het jaar de “Jaarmutatie CPI” is. Dit cijfer is heel belangrijk omdat dit percentage (in 2021 2,7%) wordt gebruikt om de hoogte van inflatiecorrectie te bepalen.

cpi per maand

Het grootste probleem met het gebruik van een indexcijfer is dat het bedoeld is om een gemiddelde verandering weer te geven, terwijl de stijging van prijzen altijd absoluut voelbaar is voor burgers. Een gemiddelde daling van de jaarmutatie CPI kan samengaan met stijgende prijzen in de supermarkt. Weliswaar met een afgezwakte stijging t.o.v. de maand ervoor, maar nog steeds stijgend.

In april 2022 was de jaarmutatie CPI bijvoorbeeld 9,6 en in mei 2022 was het 8,8. In de media wordt op dat moment gesproken over “de inflatie die gedaald is” terwijl op hetzelfde moment de prijzen van het mandje goederen en diensten 8,8% gestegen zijn t.o.v. mei 2021.

Wat is dan de echte inflatie en hoe hoog is deze?

Dat is heel erg moeilijk te zeggen, omdat:

  1. Inflatie voor iedereen anders is door een verschillend bestedingspatroon.
  2. Er een aantal grote uitgaven ontbreken in het mandje dat gemonitord wordt.
  3. Indexcijfers een gemiddelde ontwikkeling communiceren, geen stijging of daling.

Het allerbelangrijkste om hierbij te vermelden is dat er verschillende betekenissen worden gegeven aan het woord inflatie. De enige correctie definitie is: de groei van de hoeveelheid valuta.

Het gevolg van de groei van het aantal eenheden van een valuta, is dat de koopkracht van iedere individuele eenheid van die valuta afneemt.

Kort gezegd: de waarde daalt omdat er meer van is.

Toch wordt de term “inflatie” vaker gebruikt om de stijging van prijzen aan te duiden. Eigenlijk noem je dat “prijsinflatie”.

De échte inflatie van de Euro, de groei van de hoeveelheid valuta, wordt gemeten als de omvang van de M1, M2, en M3 geldhoeveelheid. De ontwikkeling van prijzen wordt gemeten middels de CPI. Wanneer je het echte / merkbare effect van prijsstijgingen wilt meten, is het mogelijk beter om te kijken naar de absolute prijsstijgingen of dalingen t.o.v. een basisjaar.

Bijvoorbeeld: de gemiddelde prijs van een Nederlandse koopwoning was €172.050 in het jaar 2000 en €445.241 op het moment van schrijven van dit artikel (cijfer van juli 2022). De inflatie van de huizenprijzen is dus 159% over een periode van 22,5 jaar = gemiddeld 7% per jaar.

Nog een voorbeeld: de gemiddelde prijs van een liter Euro95 benzine was €1,10 in het jaar 2000 en €2,18 op het moment van schrijven van dit artikel. De inflatie van de benzineprijs is dus 98% over een periode van 22,5 jaar = gemiddeld 4.35% per jaar.

benzine prijs vanaf 1970

Een laatste actueel voorbeeld: de boodschappen in de supermarkt werden alleen al tussen september 2021 en juli 2022 18,5% duurder (bron). Gemiddeld 1,85% prijsinflatie per maand.

Conclusie

Na het lezen van dit artikel, zul je waarschijnlijk inzien dat het héél lastig is om gemiddelde prijsinflatie meetbaar én praktisch toepasbaar te maken. De mate waarin je geconfronteerd wordt met prijsinflatie hangt vooral af van je individuele bestedingspatroon.

Bovenal is “inflatie” (groei van de hoeveelheid valuta) niet hetzelfde als “prijsinflatie”, is het mandje consumentengoederen en diensten dat het CBS monitort incompleet en sluit een verandering van het indexcijfer niet aan bij de observatie dat alles fors duurder wordt.

Een meetmethode om de werkelijke prijsinflatie te meten zou in onze ogen specifiek moeten zijn voor de groep waar je toe behoort of liever nog gebaseerd op je individuele bestedingspatroon. Verder zou het ten minste álle grote uitgaven van consumenten moeten bevatten, zoals ook koophuizen.

De meetmethode van de prijsinflatie zou daarnaast een goede weerspiegeling moeten geven van prijsstijgingen die Nederlanders ervaren, zodat het beter aansluit bij de realiteit.

Heb je ideeën voor een methode om de echte inflatie te meten?

Laat het vooral weten in de reacties hieronder!