Inflatie, het hoger worden van prijzen, kan op verschillende manieren gemeten worden. De meest gebruikte en breedst gedeelde manier in Nederland is de zogenaamde Consumenten Prijs Index (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het CBS publiceert maandelijks de procentuele stijging of daling van de CPI score om daarmee inzicht te geven in de ontwikkeling van prijzen van goederen en diensten zoals die gemiddeld worden aangeschaft door Nederlandse huishoudens, het CPI “mandje”.
In dit artikel ga ik in op de inhoud van dat mandje. Op wat erin zit en wat er ontbreekt. En waarom het gevolg daarvan is dat het “inflatie-cijfer” in de krant niet het hele verhaal vertelt over de ontwikkeling van onze koopkracht.
Hoe moet je de CPI interpreteren?
Op de StatLine website van het CBS vind je de ontwikkeling van de CPI.
De CPI is een indexcijfer, dat zowel op maand- als op jaarbasis wordt gemeten. Dit cijfer wordt vergeleken met hetzelfde cijfer in dezelfde periode in het voorgaande jaar.
Dan krijg je dus een percentage groei of daling van dat indexcijfer.
Voor de onoplettende lezer, klinkt het allemaal logisch. We merken allemaal dat dingen langzaam duurder worden. En sommige dingen heel snel; zoals huizen of onze zorgverzekering.
Maar de meeste Nederlanders hebben geen idee wat er nu eigenlijk gemeten wordt wanneer dit inflatiecijfer genoemd wordt in de krant of het 8-uur journaal.
Terwijl ze het gevolg wel rechtstreeks voelen in hun portemonnee.
Welke consumenten goederen- en diensten worden gemeten in de CPI?
Dat is uiteindelijk waar het om gaat.
Een “mandje” is een simplistische voorstelling die de associatie met een winkelmandje in de supermarkt oproept. Deels is dat een juiste associatie omdat de prijzen van producten in de supermarkt natuurlijk meewegen in de index. Maar er wordt véél meer meegeteld.
Het CBS omschrijft de inhoud van het mandje zelf als volgt:
“Tot het pakket goederen en diensten behoren onder andere voedingsmiddelen, duurzame goederen zoals huishoudelijke apparaten en auto’s, energie en woningdiensten (huren), en een aantal overheidsdiensten. Ook consumptiegebonden belastingen, waaronder motorrijtuigenbelasting en gemeentelijke heffingen zoals rioolrecht, maken deel uit van de CPI. De basisverzekering voor medische zorg maakt geen onderdeel uit van het bereik van de CPI, maar de aanvullende verzekeringen voor ziektekosten zijn wel opgenomen in de CPI.”
Er zit dus heel veel in ’t mandje.
Maar opvallender is dat de basisverzekering voor medische zorg er dus expliciet niet in zit. Terwijl die ieder jaar juist flink hoger wordt. En de eigen bijdrage voor medische kosten helemaal.
Bij de berekening van de score houdt het CBS verder nog rekening met wegingsfactoren, op basis van de samenstelling van de bevolking (demografische vergrijzing) en aankoopgedrag (online vs. offline). Dit wegingsschema wordt jaarlijks aangepast aan de veranderingen in huishoudelijke uitgaven.
Tot zover best veel informatie, maar vrij weinig duidelijkheid.
Om te begrijpen waarom het inflatie-cijfer dat maandelijks en jaarlijks gecommuniceerd wordt laag wordt ingeschat, is het belangrijker om te kijken naar wat er NIET in het CPI mandje zit.
Wat mist er in het CPI mandje?
Ik som éérst even wat zaken op die NIET in het mandje zitten om er daarna toelichting bij te geven.
- Inkomstenbelasting en sociale verzekeringspremies
- De premie voor de basis zorgverzekering
- Het eigen risico-bedrag in de zorgverzekering
- Aankoop van huizen en daarmee samenhangende kosten
- Aandelen en andere beleggingen
Dit zijn allemaal zaken die het laatste decennium fors duurder zijn geworden.
Neem bijvoorbeeld huizenprijzen. De gemiddelde verkoopprijs van een bestaande woning in 2010 was €239.530. In de daarna volgende jaren is de gemiddelde verkoopprijs gestegen naar €373.384 (juni 2021). Een groei van 56%.
Of wat dacht je van het verplichte eigen risico voor de zorgverzekering? Die was in 2010 nog €165 per jaar en is inmiddels met 133% gegroeid naar €385 in 2021.
Kijk je naar beleggingen dan is de prijs van een kilo goud 50% gestegen van zo’n €34.000 naar €51.000, terwijl het aanbod van goud in de wereld in die jaren niet veel veranderd is. De reden dat goud duurder is geworden, is inflatie van de euro door een toename van de hoeveelheid euro’s in omloop.
Er missen dus veel grote uitgaven van veel Nederlandse huishoudens in het CPI mandje.
De reden daarvoor is trouwens dat het CBS ze niet classificeert als “consumptie door consumenten” maar bijvoorbeeld als “investering” of “aftrekpost”.
Wat zegt dit CPI cijfer dan eigenlijk over de inflatie en daling van onze koopkracht?
Het CPI cijfer van het CBS zegt weinig over ontwikkeling van onze koopkracht
Zoals ik aan ’t begin van dit artikel al aangaf, er zijn verschillende manieren om inflatie te berekenen. Het ligt er maar net aan welke prijzen je wél en niet meeneemt. Dat is een keuze.
Het CPI cijfer van het CBS is een meting van de prijsontwikkeling van consumptieve uitgaven door Nederlandse huishoudens. Een eenzijdige kijk op uitgaven dus, want lang niet alles valt daaronder.
Terwijl het pak melk in de supermarkt misschien maar een paar cent duurder is geworden, zijn andere zaken waar Nederlandse huishoudens geld aan uitgeven enorm in prijs gestegen.
Met het gevolg dat er minder geld over blijft voor andere dingen. De koopkracht en het besteedbaar inkomen van de Nederlandse bevolking daalt véél harder dan het inflatiecijfer doet vermoeden.
En daar zit wel een probleem…
Dit cijfer wordt namelijk wel gebruikt als leidraad voor het onderhandelen over loonsverhogingen door vakbonden. En ook voor de prijsverhoging die winkels en verhuurders van vastgoed jaarlijks mogen doorvoeren als inflatie-correctie.
In dat geval maakt ’t namelijk veel uit of die leidraad klopt.